Fotocredit: Aamulya | iStockphoto

Evaluatie van de eiwitkwaliteit en de eiwitvoorziening

Tijdens de bijeenkomst, die gezamenlijk werd georganiseerd door de IAEA en de FAO, bespraken zij manieren om de database te ontwikkelen, die de kwaliteit van eiwitten van een verscheidenheid aan wereldwijd geconsumeerde levensmiddelen in detail zal beschrijven. Lynnette Neufeld, directeur van de Food and Nutrition Division van de FAO, verwelkomde de inbreng van de deskundigen voor de toekomstige ontwikkeling van de database: “Dit zal een grote hulp zijn bij de evaluatie van de eiwitkwaliteit en de eiwitvoorziening bij verschillende bevolkingsgroepen.”

De eiwitkwaliteit van een voedingsmiddel hangt af van verschillende factoren, waaronder de samenstelling van de essentiële aminozuren en hun respectieve biologische beschikbaarheid, met andere woorden hoe gemakkelijk de eiwitbron wordt verteerd en het aandeel van de essentiële aminozuren dat door het lichaam wordt opgenomen voor gebruik. Van de 20 aminozuren waaruit alle eiwitten in verschillende combinaties bestaan, worden er negen als essentieel aangemerkt aangezien zij niet door het lichaam kunnen worden aangemaakt, en daarom via eiwitbronnen in de voeding moeten worden verkregen om in onze fysiologische en ontwikkelingsbehoeften te voorzien. De databank zal gegevens bevatten over de hoeveelheid van de essentiële aminozuren – histidine, isoleucine, leucine, lysine, methionine, fenylalanine, threonine, tryptofaan en valine – in het voedsel per 100 gram, de individuele absorptie-index en de methode die wordt gebruikt om de index te meten.

De wetenschap

De databank zal worden gebaseerd op door de FAO aanbevolen methoden, waaronder de dual isotope tracer technique (DSIT) – een nucleaire techniek die in 2015 is ontwikkeld via een door de IAEA gesteund gecoördineerd onderzoeksproject. May Abdel-Wahab, directeur van de IAEA Division of Human Health, benadrukte de waarde van het opnemen van gegevens die zijn verzameld met de DSIT-techniek. Ze vertelde de deelnemers aan de bijeenkomst dat “het verzamelen van gegevens over eiwitkwaliteit met behulp van nieuwe, nauwkeurige methoden belangrijke informatie kan opleveren en beleidsmakers kan ondersteunen bij het ontwikkelen van nationale voedingsprogramma’s”. De DSIT gebruikt een combinatie van twee isotopische tracers om de concentratie van aminozuren in een bloed- of ademmonster na het nuttigen van een maaltijd te vergelijken met de concentratie van een standaardeiwit waarvan de verteerbaarheid al bekend is. Zo kan de biologische beschikbaarheid van elk van de essentiële aminozuren nauwkeurig worden berekend. De volgende stappen in de ontwikkeling van de database over eiwitkwaliteit omvatten het voorleggen van de discussies aan een breder publiek tijdens het internationale symposium over eiwitten en menselijke gezondheid, dat in september 2023 in Nederland wordt gehouden en mede wordt georganiseerd door de IAEA en de FAO.

Twee door de IAEA gesteunde projecten waarin de eiwitkwaliteit wordt onderzocht

Naast het werk aan de nieuwe databank lopen er momenteel twee door de IAEA gesteunde projecten waarin de eiwitkwaliteit wordt onderzocht: een regionaal project in Azië met 16 deelnemende landen, gericht op het genereren van verdere gegevens over de eiwitkwaliteit in deze regio; en een gecoördineerd onderzoeksproject met zeven deelnemende landen met een laag en gemiddeld inkomen uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika, waarin wordt geëvalueerd hoe milieufactoren die bijdragen tot chronische darmontsteking of dysfunctie van de darmen in het milieu de eiwitabsorptie beïnvloeden.

De nieuwe dual stable isotope tracer techniek meet de eiwitvertering op een minimaal invasieve manier door middel van bloed- en ademanalyses. In de eerste fase van de techniek worden aminozuren in testvoedsel voor mensen gelabeld met behulp van de stabiele isotoop deuterium, een vorm van waterstof. Het ongevaarlijke deuterium wordt toegevoegd aan het drinkwater van dieren om dierlijke eiwitbronnen te bestuderen, en aan irrigatiewater voor plantaardige bronnen zoals groenten. Zodra de melk of de peulvruchten bijvoorbeeld klaar zijn voor consumptie, worden deze met deuterium gelabelde voedingsmiddelen gegeten door menselijke vrijwilligers, samen met een referentie-eiwitbron die gelabeld is met koolstof-13, een stabiele isotoop van koolstof.

In de tweede fase worden voor en enkele malen na het nuttigen van de maaltijd bloed- en ademmonsters genomen om de aminozuurconcentratie te analyseren. De verteerbaarheid wordt bepaald door de verhouding tussen de gelabelde aminozuren in het bloed en die in de testmaaltijd. De terugwinning van koolstof-13 uit de ademmonsters vormt een tweede indicator van de eiwitvertering.